Vernietiging van een op basis van de statuten geldig genomen besluit. Een beroep op de redelijkheid en billijkheid
Statuten van een rechtspersoon
De statuten van een rechtspersoon, zoals de besloten vennootschap, naamloze vennootschap, stichting of vereniging omvatten de belangrijkste regels die ten grondslag liggen aan het bestaan en de structuur van die rechtspersoon. De statuten worden voor het eerst vastgelegd in de oprichtingsakte van de rechtspersoon. In de statuten wordt onder andere het doel en de samenstelling en bevoegdheden van de organen van de rechtspersoon vastgelegd.
Het is erg belangrijk dat de bepalingen in de statuten worden nageleefd. Indien een orgaan van een rechtspersoon een rechtshandeling verricht die strijdig is met de statuten, zoals het nemen van een ongeldig besluit, dan is deze rechtshandeling in beginsel nietig. Het besluit wordt dan geacht nooit tot stand te zijn gekomen. Maar wat nou als de gevolgen van een volgens de statuten rechtsgeldig genomen besluit in een bepaalde situatie onaanvaardbaar zijn?
De redelijkheid en billijkheid
In dat geval kan een beroep worden gedaan op de redelijkheid en billijkheid. Volgens de wet kan een rechtshandeling van een orgaan van een rechtspersoon, welke op grond van een bepaling uit de statuten rechtsgeldig kon worden verricht, toch worden vernietigd indien de gevolgen van deze rechtshandeling in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid.
Voorbeeld uit de praktijk
Zo oordeelde de rechtbank bijvoorbeeld in de zaak ‘Secmatix’[1] dat drie besluiten van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (hierna: ‘AVA’) van Secmatix B.V. (hierna: ‘Secmatix’) onaanvaardbaar waren wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid.
In deze zaak had de minderheidsaandeelhouder van Secmatix (hierna: ‘Radboud’) een licentie aan Secmatix verschaft voor een hydrogene gel. Op een bepaald moment verkeerde Secmatix in financieel zwaar weer. Om financiën aan te trekken stelde de meerderheidsaandeelhouder van Secmatix, genaamd AcuBlue B.V. (hierna: ‘AcuBlue’), op de AVA tot twee maal toe voor om aandelen uit te geven om werkkapitaal aan te trekken voor Secmatix. Daarna stelde AcuBlue in de AVA voor dat AcuBlue een converteerbare lening zou verlenen aan Secmatix. AcuBlue stemde in de AVA vóór alle besluiten. Radboud stemde tegen de besluiten, omdat zij in het verleden al een grote som geld aan Secmatix had geleend. Als Radboud nu echter niet opnieuw geld zou storten op nieuw uit te geven aandelen, dan zou haar aandeelhoudersbelang in Secmatix verwateren tot 0.02%.
De drie besluiten konden worden genomen doordat de statuten van Secmatix bepalen dat voor het doen van een voorstel tot aandelenemissies het bestuur de goedkeuring nodig heeft van de volstrekte meerderheid van de AVA. AcuBlue kon daarom als meerderheidsaandeelhouder op de AVA besluiten nemen die met een meerderheid van stemmen genomen konden worden. Hierop startte Radboud een kort geding, welke eindigde in een bodemprocedure.
Ondanks dat de besluiten waren genomen volgens de juiste procedure uit de statuten, oordeelden zowel de voorzieningenrechters als de rechter in de bodemprocedure dat de drie besluiten nietig waren wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid. Uit de redelijkheid en billijkheid vloeit onder meer voort dat een rechtspersoon zorgvuldigheid moet betrachten met betrekking tot de belangen van al haar aandeelhouders. Als het gaat om meerderheidsaandeelhouders tegenover minderheidsaandeelhouders dan kan eerder dan in andere gevallen sprake zijn van de mogelijkheid van een vermenging van de belangen van de vennootschap en van sommige van deze personen, zodat de nodige zorgvuldigheid moet worden betracht om te voorkomen dat ontoelaatbare verstrengeling van belangen ontstaat.
Duidelijk was volgens de rechters dat Secmatix dringend financiële middelen nodig had. Het is daarom op zichzelf niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat Secmatix en AcuBlue op zoek zijn gegaan naar mogelijkheden om werkkapitaal voor Secmatix te verkrijgen door middel van interne financiering. Integendeel, ook Radboud als minderheidsaandeelhouder was op grond van de redelijkheid en billijkheid verplicht om mee te werken aan redelijke oplossingen voor het verkrijgen van werkkapitaal. Bij de keuze uit de verschillende mogelijkheden om werkkapitaal te verkrijgen,
[1] Rb. Oost-Brabant 31 juli 2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:4456.