Opnieuw uitspraak omtrent het coronavirus
In onze vorige blog schreven wij over de eerste uitspraak over het coronavirus in relatie met onvoorziene omstandigheden. Op 14 mei jl. is opnieuw een ‘corona-uitspraak’ gedaan, nu door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam.[1] Ditmaal betrof het een door de coronacrisis onzeker geworden overname van een bedrijf door een private equity investeerder.
De feiten
De rechter boog zich in deze zaak over de overname van J-Club International (‘J-Club’), een bedrijf uit Almere dat accessoires verkoopt in warenhuizen over de hele wereld. De beoogde koper was Nordian Capital, een private equity investeerder uit Amsterdam. Eind februari van dit jaar waren partijen grotendeels klaar met de onderhandelingen. Zoals maar al te goed bekend, barstte de coronacrisis kort daarna in alle hevigheid los in Europa. Veel warenhuizen hebben hun deuren moeten sluiten, waardoor J-Club in maart een groot deel van zijn omzet is kwijtgeraakt. Nordian Capital ziet de spreekwoordelijke bui hangen, en weigert de Share Purchase Agreement (‘SPA’) te ondertekenen, mede op grond van de coronacrisis als onvoorziene omstandigheid.
Tijdens de onderhandelingen in februari werd het coronavirus wel besproken, maar partijen besloten geen ‘corona-clausule’ op te nemen in de SPA. De enige aan de ondertekening van de SPA verbonden opschortende voorwaarde was dat Nordian Capital een Warranty & Indemnity-verzekering (‘W&I-verzekering’) zou afsluiten binnen 10 werkdagen na ondertekening van het Signing Protocol. In eerste instantie leek het erop dat de W&I-verzekering rond zou komen, zoals Nordian Capital meermaals aan de verkopers had laten weten. Op het moment dat het coronavirus uitbrak, vond Nordian Capital het echter niet meer verantwoord om zich op het verkrijgen van de W&I-verzekering te richten, maar achtte zij het belangrijker om te kijken naar de gevolgen voor J-Club en de beoogde overname. Nordian Capital was van mening dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de opschortende voorwaarde tot het afsluiten van een W&I-verzekering niet als vervuld kon worden beschouwd. Op grond daarvan betoogde Nordian Capital dat van haar redelijkerwijs niet kon worden verwacht dat zij de SPA zou ondertekenen.
De beoordeling van de voorzieningenrechter
Het beroep van Nordian Capital dat de SPA en de het Signing Protocol gewijzigd zouden moeten worden op grond van het coronavirus als onvoorziene omstandigheid, wijst de rechter af. Tot dit oordeel komt de rechter omdat het Signing Protocol slechts betrekking heeft op de ondertekening van de SPA, en niet op het sluiten van de transactie an sich. Daarnaast heeft Nordian Capital volgens de rechter niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de SPA niet zonder wijzigingen kon worden ondertekend. Ten tijde van de onderhandelingen steeg het aantal besmettingen in Europa al flink. Maar desondanks hebben partijen toen besloten dat het niet nodig was om een ‘corona-clausule’ op te nemen in de SPA. Ook achtte de rechter het van belang dat in veel Europese landen reeds versoepelingen van de coronamaatregelen in gang waren gezet.
Naast het voorgaande oordeelt de rechter dat Nordian Capital niet onder de verplichting tot het ondertekenen van de SPA uit kan. De rechter weegt hierbij mee dat op grond van artikel 6:23 lid 1 Burgerlijk Wetboek een voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld wanneer de partij, die bij de niet-vervulling belang had, de vervulling van de voorwaarde heeft verhinderd. Nordian Capital heeft zelf besloten om geen W&I-verzekering af te sluiten, waardoor zij verhinderd dat aan de opschortende voorwaarde werd voldaan. Dit heeft ertoe geleid dat de opschortende voorwaarde geacht werd te zijn vervuld, waardoor de rechter tot de conclusie kwam dat Nordian Capital binnen 2 dagen na de onderhavige uitspraak de SPA moest ondertekenen op straffe van een dwangsom.
[1] Zaak C/13/682073 / KG ZA 20-306 CdK/MvG; deze zaak is nog niet gepubliceerd op rechtspraak.nl.