Eerste uitspraak over het coronavirus en onvoorziene omstandigheden
Op 29 april jl. heeft de Netherlands Commercial Court (‘NCC’) een uitspraak gedaan over de relatie tussen het coronavirus en onvoorziene omstandigheden.[1] Het betreft een zaak tussen een Nederlandse en een Amerikaanse onderneming. In deze procedure draait het om de vraag of tussen partijen een Transaction Agreement (‘TA’) tot stand is gekomen, en indien dit niet het geval is, of de fee van 30 miljoen euro die koper dan aan verkoper verschuldigd is, moet worden gewijzigd of verminderd vanwege de coronacrisis. De voorzieningenrechter van de NCC beantwoordt beide vragen ontkennend.
De feiten
Partijen waren in onderhandeling over de overname door de Nederlandse koper van het door de Amerikaanse verkoper gehouden belang van 50% in een onderneming. Ter ondersteuning van deze onderhandeling hebben partijen een Letter of Intent (‘LOI’) opgesteld, waarin onder andere was opgenomen dat partijen de nog op te stellen TA daadwerkelijk moesten ondertekenen voordat de transactie definitief werd. Daarnaast stond in de LOI dat iedere partij van het ondertekenen van de TA zou kunnen afzien onder de voorwaarde dat die partij dan aan de andere partij een fee van 30 miljoen euro betaalt. Over de inhoud van de TA werd vervolgens onderhandeld, maar de koper tekende de TA uiteindelijk niet. De verkoper stelde in deze zaak twee dingen:
- koper diende alsnog de transactie te doen en de koopprijs te betalen voor het door verkoper gehouden 50% belang; of
- als de transactie niet wordt gedaan, dat de koper de fee van 30 miljoen zou betalen aan de verkoper.
De koper stelde zich op het standpunt dat er geen finale overeenkomst tot stand is gekomen omdat de TA niet getekend is. Bovendien is zij van mening dat zij de fee van 30 miljoen euro niet of in ieder geval niet volledig zou hoeven te betalen vanwege de coronacrisis.
De NCC oordeelde dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen om de helft van de aandelen in de onderneming te verkopen en te leveren. De reden hiervoor is dat de TA niet door de vertegenwoordigingsbevoegde persoon van de Nederlandse koper was ondertekend, terwijl dit wel een duidelijk overeengekomen voorwaarde was tussen partijen. De adviseurs van koper hadden weliswaar de indruk gewekt dat een overeenkomst tot stand zou komen, maar de NCC stelt dat in de fusie- en overnamepraktijk een toezegging door een ander dan de vertegenwoordigingsbevoegde weinig waard is, indien die laatste de toezegging niet bevestigt.
Coronacrisis als onvoorziene omstandigheid?
De hamvraag in deze procedure is of de fee van 30 miljoen euro moet worden gewijzigd of verminderd vanwege de omstandigheden die de coronacrisis met zich mee brengen. De bedoeling van de fee was om partijen aan te sporen tot het aangaan van de transactie en om de risico’s voor beide partijen verbonden aan het niet tot stand komen van een overeenkomst tussen hen te verdelen.
De NCC oordeelt dat “de coronacrisis mogelijk een onvoorziene omstandigheid is, maar niet van dien aard dat de verkoper naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de fee-verplichting mag verwachten.” Dit betekent dus dat de NCC in deze zaak de coronacrisis niet als een onvoorziene omstandigheid ziet op grond waarvan de fee gewijzigd of verminderd zou moeten worden. Partijen hebben bij het ondertekenen van de LOI weloverwogen vastgelegd dat een fee van 30 miljoen euro redelijk zou zijn als een van partijen van de deal wenste af te zien. Als de gevolgen van de coronacrisis erg groot zijn voor de vennootschap kan dit bedrag zelfs een snelle (en voordelige) uitweg bieden aan de koper om van de deal af te zien. Om die reden kan de fee in dit geval niet vanwege de coronacrisis worden verminderd aldus de NCC.
Dat de NCC deze weg is ingeslagen, wil niet zeggen dat een beroep op de coronacrisis als onvoorziene omstandigheid nooit kan slagen. De uitspraak laat vooral zien dat de rechter niet lichtvaardig om lijkt te gaan met corona-gerelateerde verweren. De NCC vond in dit geval dat de tussen partijen overeengekomen afspraken al een weloverwogen verdeling van de risico’s bevatten, en dat de coronacrisis daarom geen reden gaf om de fee te wijzigen of te verminderen.
In elk specifiek geval zal de rechter dus altijd blijven kijken naar de feiten en omstandigheden van het geval. Hierbij maakt de rechter een afweging over wat een redelijke en billijke verdeling van risico’s is.
Vraagt u zich af of u in deze coronacrisis een beroep kunt doen op onvoorziene omstandigheden? Wij helpen u graag met het inschatten van de risico’s omtrent dit verweer.
[1] Rechtbank Amsterdam 29 april 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2406.